fbpx Skip to main content
13259, 13260, 13263, 13264

Bommen Berend verjaagd uit Rijssen

Schildkerk Rijssen | Overijssel

31 mei 2022 | Rijssens Museum


Zeventien jaar na de Vrede van Münster, het einde van de “tachtig jarige oorlog”, valt Bernard van Galen met zijn troepen de Achterhoek en Twente binnen. Bernard von Galen was bisschop van Münster, een bekend Duits krijgsheer die tweemaal, in 1665 en 1672, de Nederlanden binnenviel. Verschillende steden in oost-Nederland werden door hem belegerd en ingenomen. Vooral Groenlo, Coevorden en Groningen moesten het ontgelden.

Aanvallen van de Münsterse troepen
Op een kwade dag verschijnen de Münsterse troepen voor de Elsenerpoort in Rijssen. Als de Rijssenaren niet snel genoeg de poort openen breken ze die met geweld open. Ze rukken op naar het centrum, pikken mee wat van hun gading is en steken enkele huizen bij het Schild in brand.

Het stadsbestuur vraagt dan snel om een gesprek met de bevelvoerende officier. Die eist een bedrag van 6000 gulden, te betalen binnen acht dagen. Tot er betaald is moet Rijssen gratis voor kost en inwoning van de troepen zorgen. Maar Rijssen heeft het geld niet. Ernst van Ittersum van de Oosterhoff brengt echter uitkomst. Hij schiet het bedrag voor, tegen een flinke rente.

De bezetting duurt ongeveer een jaar. In 1666 wordt de vrede van Kleef gesloten. Achteraf een papieren vrede, want in 1672 vallen Engeland, Frankrijk, Münster en Keulen ons land binnen. De Münsterse en Keulse troepen onder leiding van Van Galen trekken weer een spoor van vernielingen door Twente en de Achterhoek. “Bommen Berend”, ook wel “Beernke de koodief” genoemd, omdat zijn troepen bijna alle koeien meenamen, beschouwt zich als de nieuwe landsheer van Twente. Hij gaat de Rooms-Katholieke godsdienst weer invoeren en verbiedt de protestantse erediensten.

Een sauvagegardebrief
Onder leiding van luitenant-kolonel Nagell verschijnen in augustus 1672 de Münsterse troepen voor de dan al bijna geheel gesloopte Elsenerpoort. Het stadsbestuur is op hun komst voorbereid. Op advies van meester Marsman gaat men bij Nagell – hij heeft zijn bivak op de Koerbelt opgeslagen – op visite om de plundering af te kopen. De overste is bereid Rijssen met rust te laten tegen een “vergoeding” van 4000 gulden.

Hij zal “voor alle zekerheid” een officier met een sauvegardebrief (een gijzelaar-officier met een soort vrijwaringsbewijs) in Rijssen achterlaten. De officier zal ervoor zorgen dat de Münsterse troepen Rijssen niet binnenvallen om te roven en brand te stichten. Het verschuldigde bedrag moet wel binnen acht dagen worden betaald. Tot zolang eist Nagell voor zich en zijn troepen – in totaal 1300 man – gratis inkwartiering, dat betekent dat in die week de Rijssenaren de mannen onderdak en eten moeten geven. Weer opent Ernst van Ittersum de portemonnee om het bedrag voor te schieten.

De zieke officier
Als de troepen zijn weggetrokken blijft de officier met de vrijwaringsbrief achter. De man krijgt hier een leven als een luis op een zeer hoofd. Met overste Nagell was overeengekomen dat de man het stadje niet mag verlaten en bij de hand moet zijn als vijandelijke troepen zich zullen vertonen. De enige beweging die de officier krijgt is af en toe een wandeling naar de Oosterhof in gezelschap van meester Marsman.

Eigenlijk vindt de bevolking hem een zielige figuur. Vooral als hij vertelt dat hij ziek is. Hij heeft “last van stramme leden en zou lange wandelingen moeten maken.” Aan de burgemeester vraagt hij of zijn oppasser een brief naar zijn regimentsdokter in Haaksbergen mag brengen. “Die zal wel raad weten”. De burgemeester stemt toe. De oppasser gaat naar Haaksbergen en brengt medicijnen en een brief mee voor “de zieke”. In die brief staat dat hij lange wandelingen moet maken.

Burgemeester Crops adviseert hem te doen wat zijn dokter voorschrijft. De officier vraagt dan of hij naar “zijn vriend” de baron van Eversberg mag. Crops vindt het goed. De officier mag zelfs een nacht wegblijven.

De aanval van de Münsterse troepen
De man vertrekt richting Noetsele. Die dag gebeurt er niets bijzonders, Maar tegen de middag van de tweede dag melden bewoners van de Biesterij dat er zo’n duizend soldaten op weg zijn naar Rijssen. “Laat maar komen”, zeggen de Rijssenaren. “We hebben een sauvegarde”. Een uur later stormen de Münstersen via de Enterstraat het stadje binnen. Iemand roept nog dat Rijssen een sauvegarde heeft. “Haal hem dan maar eens op”, zeggen de Münstersen. Inmiddels worden de eerste huizen in brand gestoken.

Pas dan hebben de Rijssenaren in de gaten dat ze erin geluisd zijn. Woest zijn ze op hun sauvegarde. “Die verrader, als we hem te pakken krijgen is hij nog niet jarig”. Maar eerst moet worden afgerekend met deze vijand. Iedereen haast zich naar huis. Zinkroeren, spaden, schoppen, zeisen en sabels worden voor de dag gehaald. En dan begint het gevecht. De Münstersen hebben op zo’n felle tegenstand niet gerekend. Ze moeten terug. De Rijssenaren vechten met ware doodsverachting. De jaren 1665 en 1666 liggen nog vers in het geheugen.

Iedereen begrijpt dat het met de Rijssense bevolking gedaan zal zijn als de Münsterman hier opnieuw de baas gaat spelen. Dan zich maar liever doodvechten. De vijand slaat tenslotte op de vlucht met achterlating van dertien doden en een aantal gewonden. De lijken worden in een kuil op een afgelegen plek van het kerkhof gedumpt. De Rijssenaren betreuren één dode en verscheidene gewonden. Ook meester Marsman is gewond. Hij zal zijn verdere leven kreupel blijven. Maar de troepen van Bommen Berend zijn verjaagd.

De zoektocht naar de verrader
Eén van de gevangenen vertelt hoe alles in zijn werk is gegaan. De ziekte van de sauvegarde-officier was gesimuleerd. In een brief aan een collega-officier had hij geschreven op welk tijdstip de aanval op Rijssen kon beginnen. Als het plan zou lukken, zou de officier met de sauvegardebrief zich weer bij de troepen voegen. Zo niet dan zou hij proberen een goed heenkomen te zoeken. Nu op zoek naar de verrader.

Er worden vier groepen gevormd. Eén groep gaat richting Nijverdal naar kasteel Eversberg. Daar weet men van niks. De baron heeft de officier nooit uitgenodigd voor een bezoekje. Hij kent de man niet eens. De Rijssenaren vinden de verrader tenslotte vlak bij de buurtschap Noetsele, verborgen onder stro en plaggen in een aardappelkuil.

Juichend wordt hij naar boven gehesen, aan handen en voeten gebonden en op een handkar gezet. In triomf wordt hij naar Rijssen gevoerd. Zijn komst is al aangekondigd. Iedereen loopt uit. Bij de Boomkamp wordt de toeloop van nieuwsgierigen zo groot dat niemand er meer door kan. De mensen die de handkar moeten duwen kunnen niet verder. Het toeval wil dat zich vlak bij een diepe kolk bevindt. Die is destijds gegraven om bluswater bij de hand te hebben.

“In de kolk met die verrader”, roept er iemand. Niet iedereen voelt voor die straf. Een aantal Rijssenaren meent dat de man moet worden overgedragen aan de magistraat. “Hij zal zijn gerechte straf toch niet ontlopen”, zeggen ze. Maar de groep die het recht in eigen hand wil nemen is groter. De man wordt uit de kar getild, krijgt een steen om zijn nek gebonden en verdwijnt in de diepte. De historie vermeldt niet of het lijk later is opgehaald en begraven. Wel heette de kolk, op de hoek van de Boomkamp en de Huttenwal, vanaf die tijd de Münsterkolk. Hij is in 1864 gedempt.