Het verhaal over De Oldenhof gaat niet over pracht en praal en romantiek; de zusters Jeanette en Isabella Sloet van Marxveld verborgen onderduikers in hun huis, waaronder geallieerde vliegers die met hun toestellen in de buurt waren gecrasht. Het was een ingewikkelde en onrustige tijd, waarin onzeker was wie je wel of niet kon vertrouwen.
De Oldenhof
De Oldenhof werd in 1635 gebouwd in opdracht van Gerhard Sloet, telg uit het vanouds ridderlijk geslacht Sloet. Na de dood van Gerhard wisselde de havezate verschillende keren van eigenaar. Aan het eind van de 18e eeuw werd het huis flink verbouwd door Jan Arend Godert de Vos van Steenwijk. Tevens verrees achter het hoofgebouw het bouwhuis, een boerderij annex koetshuis, en werd een parkbos gecreëerd. In 1825 kwam de havezate door koop opnieuw in bezit van de familie Sloet. In 1976 werd het landgoed ondergebracht in een stichting en werden in het huis vier appartementen gecreëerd met als doel het bezit toekomstbestendig te maken. Het landgoed beslaat tegenwoordig ruim 50 hectare.
Noordoostpolder: onderduikersparadijs en gecrashte vliegtuigen
De Noordoostpolder in de voormalige Zuiderzee ontwikkelde zich tijdens de Duitse bezetting tot een “onderduikersparadijs”. Tot omstreeks 1943 hebben de Duitsers dit gebied en gemeentes daaraan grenzend, zoals Vollenhove en Blokzijl, ontzien wat betreft het vorderen van arbeidskrachten omdat de werkzaamheden aan de inpoldering van economisch belang werden beschouwd. Mannen uit het hele land die om uiteenlopende redenen de Duitsers wilden ontlopen wisten hier met valse papieren aan het werk gaan. Er ontstond een ondergronds netwerk en het was één van de plekken in Overijssel waar het verzet door de geallieerden droppings liet uitvoeren ten behoeve van wapens en goederen die zij konden gebruiken in hun strijd tegen de bezetters.
Het gebied was daarnaast, mogelijk door de herkenbaarheid van de grote meren vanuit de lucht, onderdeel van een aanvliegroute van geallieerde en Duitse gevechtsvliegtuigen. Zo’n vijfentwintig vliegtuigen zijn in dit gebied neergestort, waaronder een Duitse Messerschmitt die bijna op het grote huis van De Oldenhof crashte; hij kwam terecht in de slotgracht. Bijna honderd piloten en bemanningsleden zijn door het ondergrondse netwerk aan een veilig heenkomen geholpen.
Getuigenissen
“Wij wisten dat er onderduikers bij de freules waren” vertelt Harm Haasjes (1936), boerenzoon van de familie Haasjes op het bouwhuis, die al vele generaties aan De Oldenhof verbonden was. “Als ik met mijn jongere broer in de buurt van het grote huis speelde zagen we vreemde koppen achter de ramen”. Vader Reint Haasjes kwam elke week even op het huis en vond dat er wel erg veel voedsel doorheen ging. Terwijl “de freules slank bleven als een breinaald!”
Jeanette (1866-1946) en Isabella (1874-1973), werden door de Vollenhovenaren aangeduid als “de freules“ (een ouderwets woord voor ongetrouwde baronessen). Tijdens de oorlog waren zij omringd door mensen die “goed” waren, maar ook door mensen die sympathiseerden met de Duitse bezetter en door de bezetter zelf: verschillende grote panden in het stadje waren door de Duitsers in gebruik genomen, waaronder havezate Oldruitenborgh die ook aan de familie Sloet toebehoorde. Op 17 november 1944 werd de grote razzia in de Noordoostpolder vanuit De Oldenhof georganiseerd door Hanns Albin Rauter (1895-1949) de hoogste SS-baas van Nederland. Met ruim 4000 manschappen kamde hij het gebied uit op zoek naar ondergedoken arbeidskrachten, verzetsleden en wapens. Zo’n 1800 mannen werden toen opgepakt. Een aantal dagen bivakkeerden Rauters soldaten in het grote huis en op boerderij van Haasjes. Harm vertelt “Rauter was imponerend, hij glom van top tot teen in alle materialen die hij aanhad. Hij heeft mij zelfs nog een aai over de bol gegeven.” De soldaten lieten een enorme bende achter op hun boerderij. Ook de freules moesten het ontgelden: “Het huis zat helemaal vol met Duitsers, tot op de trappen aan toe. De freules struikelden er zowat over en hadden er veel stress van”. Hoewel Harm in deze tijd nog zeer jong was staan herinneringen aan de oorlog in zijn geheugen gegrift “de angst, de verduisteringen, het geluid van de gevechtsvliegtuigen…”.
De freules moeten in contact hebben gestaan met het netwerk van het ondergronds verzet. Dat blijkt onder meer uit een getuigenis van twee bemanningsleden van de Amerikaanse bommenwerper “Sleepy Lagoon”. Deze was in januari 1945 boven Keulen geraakt waarna de piloten met één defecte motor in Nederland bij Ossenzijl een succesvolle noodlanding wisten te maken. Vijf bemanningsleden vluchtten door de weilanden en klopten na anderhalve dag op goed geluk aan bij een boerderij, waarna de bewoners het ondergronds verzet inseinden. De groep werd opgedeeld en bommenrichter Haigt en zijn collega Kelly werden tijdelijk bij de freules onder gebracht.
“We werden naar een oud kasteel gebracht (…) in eigendom van twee oude vrijgezelle zusters. We kwamen in een kamer op de eerste verdieping, waarin een dubbel plafond was aangebracht. In de twee weken die we in het kasteeltje verbleven, hebben we ons één keer in die ruimte tussen plafond en vliering moeten verbergen. De Duitsers doorzochten toen het kasteel. Na twee weken verhuisden we naar een met ruigte gecamoufleerde boot, die in een vaart lag (de Boswiede). Daar werden we binnen enkele dagen met zijn vijven herenigd.”
Band koninklijke familie
Hoe hebben de freules dit alles doorstaan? Binnen de familie zijn uit deze tijd (vrijwel) geen documenten bewaard of verhalen overgeleverd. Jeannette is kort na de oorlog overleden. Isabella is tot op hoge leeftijd op De Oldenhof blijven wonen. Claar Sloet (1938) en haar broers Boudewijn Sloet (1939) en Frederik Hendrik Sloet (1943) herinneren zich nog hun tante “Ies” bij wie zij vanaf hun kindertijd wel eens op de thee gingen. Bij tante Isabella was het “interessant en gezellig; er was humor”. Maar het leven op De Oldenhof was sober en stilletjes – de zusters waren nogal “low profile”. Het contact met mensen uit hun directe omgeving was “warm, maar altijd voldoende afstandelijk”.
Mogelijk hebben de sterke banden met leden van het koninklijk huis de zusters gesterkt in hun activiteiten tijdens de oorlog. Voor de oorlog waren zowel Isabella als haar oudere zuster Catharina hofdame van koningin Wilhelmina geweest – Isabella was vanaf 1909 aangesteld voor de opvoeding van prinses Juliana. Toen Catharina in 1904 trouwde met jonkheer Willem Frederik Röell kwamen koningin Wilhelmina en prins Hendrik op De Oldenhof op bezoek. Isabella was in 1937 aanwezig bij het huwelijk van haar voormalige pupil Juliana met prins Bernhard. Ook na de oorlog kwamen zowel Wilhelma als Juliana nog geregeld op De Oldenhof op bezoek.
De werkelijkheid was niet zwart-wit
Na de oorlog is Harms vader, Reint Haasjes, opgepakt en een aantal weken vastgehouden omdat hij lid geweest was van de NSB. Onderzoek wees uit dat dat niet was vanuit overtuiging maar vanuit angst. Eerder had hij illegaal een koe geslacht. Dankzij zijn lidmaatschap schijnt hij hiervoor niet gestraft te zijn. Vollenhovenaren konden bevestigen dat de familie Haasjes vaak anderen had geholpen, bijvoorbeeld als extra voedsel nodig was. Opmerkelijk is ook dat Reint de freules nooit heeft verraden, terwijl hij wist van de onderduikers. Recent vond historicus Martin van der Linde in het archief voor Bijzondere Rechtspleging in Den Haag een brief van de hand van freule Isabella, waarin zij een goed woordje deed voor Reint.
Dit artikel is eerder gepubliceerd in: Erfgoed Magazine, jaargang 41, nummer 2, april 2020. Het betreft een speciale editie in grote oplage die in samenwerking met het Nationaal Comité 4 en 5 mei tot stand kwam.