In de 18e eeuw kwam Europa in de ban van de romantische kunstbeweging waarin natuur ook een belangrijke rol speelde. Hierdoor ontstond ook een nieuwe tuinstijl bij kastelen en buitenplaatsen, de Engelse landschapstuin. Met deze tuin wilde ze de “wildernis” van de natuur dichterbij huis brengen en perfectioneren.
Gevormde natuurlijkheid
De Engelse Landschapsstijl was een erg logische opvolger van de Franse barokstijl omdat het in bijna alle stijlelementen een directe tegenhanger is. De Franse tuin draaide om geometrie, wiskunde, symmetrie en de gemaaktheid van de tuin. Bij de Engelse landschapstuin werd dit allemaal losgelaten door de opkomende interesse in en waardering voor de natuur en wildernis.
De Engelse landschapstuin moest er zo natuurlijk en vrij mogelijk uitzien. De tuinarchitect nam bij deze tuinen niet de wetenschap maar de wildernis als inspiratie. Het waren tuinen vol kronkelende paden die op een organische manier door de tuin liepen. Daarnaast werden er ook grootse waterelementen toegevoegd die leken op natuurlijke stroompjes, beekjes en meren en soms werd er zelfs een waterval gebouwd. In sommige tuinen werd zelfs hoogteverschil toegevoegd om een soort miniatuur berglandschap in de tuin te creëren.
Voorbeelden in Nederland
Bij kastelen, buitenplaatsen en landgoederen door heel Nederland zijn ook verschillende Engelse Landschapstuinen te vinden. Een goed voorbeeld is bijvoorbeeld te vinden bij Kasteel Ruurlo, een tuin vol kronkelende paden, een prachtige vijver en mooi glooiend landschap en bijzondere solitaire bomen. Ook bij kasteel Loenersloot en kasteel Duivenvoorde kun je nog mooie Engelse landschapsparken vinden waar je kunt rondlopen over de slingerende paden en over de romantische bruggetjes.