In 1995 verzamelde Har Rutten diverse reacties op de verkoop van Kasteel Walburg te Ohé en Laak. De verkoop van het prachtige complex hield de gemoederen lange tijd bezig, vooral omdat direct na de verkoop werd begonnen met grootschalige sloopwerkzaamheden. Eeuwenoude bomen werden gekapt en twee vleugels van het kasteel, waaronder het hoofdgebouw, werden volledig afgebroken. Het boerderijgedeelte bleef nog enkele jaren in functie maar verviel na de Tweede Wereldoorlog tot een ruïne. Reacties van tijdgenoten weerspiegelen de verontwaardiging ten aanzien van deze ingrijpende gebeurtenissen.
“Het oude kasteel Walburg, eene stichting van de burchtgravin Walburgia, aan de boorden van de Maas, de trots van de gemeente Ohé en Laak, zal met zijn heerlijke omgeving vallen onder sloopershanden. Dit is het treurige nieuws, waarmede zich reeds geruimen tijd iedereen bezig houdt. Het vertrek der grafelijke familie, de slooping van het aloude slot, de uitroeiing van alle houtgewas in wijden omtrek, beteekent voor menig gezin een gemis aan stut en steun, voor de berooide gemeentekas een verlies van eenige honderden guldens, voor de omgeving eene totale vernieling van alle natuurschoon. Reeds is het vandalenwerk begonnen.
Groepen arbeiders zijn bezig met de uitroeiing van de kastanjelaan, waarvan de ontelbare rozeroode bloementrossen in het voorjaar de lucht vervulden met de heerlijkste geuren. Ook de zogenaamde “dreef’ met zijn meer dan honderdjaren oude reuzeneiken, die aan menig schilder de fraaiste perspectieven bood, zal binnen weinig dagen in dat lot deelen. De bijl is reeds gelegd aan de lindebaan op het terras. Alles, alles valt als slachtoffer van de win- en geldzucht. […] Twee vleugels van het kasteel zullen mede voor afbraak onder den hamer komen. O, wie, als wij, het grafelijke kasteel gekend hebben in zijn volle glorie, in zijn vollen glans, staart niet met weemoed op dit tooneel van verwoesting! De geurige bloemperken vertrapt, de trotsche gebouwen gesloopt, de diepe grachten en vijvers gedempt, het geboomte uitgeroeid! Als straks het sloopingswerk voltrokken is, zullen de bewoners van de Laak in den zomer kunnen staren op eene eentonige boomlooze grasvlakte” [….].
Pastoor Soons schreef in het “Register Parochialis”: “In de eerste helft van April 1919 verliet voorgoed de familie Seeters-De Hompesch de Rurich het kasteel Walburg, om naar de omstreken van Breda op een villa te gaan wonen. Den 24 April, Donderdag na Paschen, werd er verkoop gehouden van alle restanten, die niet mee genomen werden. De verkoop duurde verschillende dagen en alles bracht veel geld op. Het was als of de menschen gek geworden waren.”
Tijdens deze openbare verkoop werden onder andere “tafels en stoelen, rust-, tuin-, en andere banken, schoorsteengarnituren, glas-, tin-, zink-, en koperwerk, biljart (Genze) met toebehooren, schilderijen, gravuren, muurplaten in gedreven koper, eikenhouten boekenkasten met plaatwerken en boeken, muntenkastjes met verzameling munten, wapenrek met een mooi verzameling sier en oude onbruikbare wapens, geweien” verkocht aan de hoogste bieder.