fbpx Skip to main content

Doornenburg van toeristische trekpleister naar ruïne

Doornenburg | Gelderland

01 februari 2020 | Ben Geurts


‘Was zo druk in de locht, dat de kraaien mosten lopen.’

(citaat uit een lied van Dick van Altena) 

In dit artikel wordt de schijnwerper gericht op de beëindiging van de eerste restauratie in 1941 en op het leven in en rondom het kasteel -waaronder de komst van vele toeristen- tot najaar 1944. Kranten uit die tijd zijn een uitstekende bron om iets van de sfeer te proeven uit de eerste oorlogsjaren.

1940
Tijdens de eerste jaren van de Duitse bezetting is in de oostelijke Betuwe nog niet veel van oorlogshandelingen te merken. De Duitsers waren natuurlijk wel zichtbaar in het Doornenburgse straatbeeld. Zo kwamen ze aan het begin van de oorlog ook op het kasteel, omdat ze dachten – zo vertelde Marietje Huting – dat Keizer Wilhelm in ons kasteel zat. Maar die woonde, zoals we weten, na zijn vlucht aan het eind van de Eerste Wereldoorlog op huis Doorn in Utrecht.

1941 De eerste restauratie – afronding en inrichting –
Ging het leven tijdens de oorlog over het algemeen zijn gewone gang, op het kasteel was het een drukte van belang. Het in de negentiende en begin twintigste eeuw zeer vervallen kasteel werd namelijk door de inspanningen van Jan van Heek in 1937-1941 en volgens plannen van architect H. van Heeswijk gerestaureerd naar de laatmiddeleeuwse situatie.1

Hoe zag het kasteel eruit voordat de restauratie begon?
De beschrijving door een kasteelbezoeker (1938) laat hierover niets aan duidelijkheid over2:

In deze zijkamer, vroeger ontvangkamer, werden houtjes gezaagd! Het licht kon maar door een enkel ruitje binnenvallen, want de meeste ramen waren zink toegemaakt, waarop men gele kruisvensters had geschilderd. Door de sombere hal met vuile muren, vol bekrast met een ongelooflijk aantal namen, waaronder die van Janssen, Willemsen en Hermsen, kwam ik twee eveneens zwaar beschreven deuren tegen. Die bracht mij door een portiek in de grote zaal. In deze ridderzaal stond niet meer dan een Tilbury en een boer was bezig de wielen ervan te smeren. Een dompige chloorlucht walmde uit de volgende kamer. Door de deur gaande bemerkte ik, dat deze als droogkamer dienstdeed. Aan lange ijzerlijnen hingen daar natte mansbroeken en -hemden te drogen. De beide deuren op den achtergrond gaven toegang tot gevangenissen, waar hier nog een molensteen daar ijzeren ringen mij herinnerden aan de verre tijden, toen in de zalen boven, recht werd gesproken.

(Noot van de auteur: In de tijd direct voor de eerste restauratie deed de kapel jarenlang dienst als rommelschuur voor de boerderij).

De restauratie eind 1941 klaar, oogstte alom lof!
De restauratie vroeg veel engelengeduld, zoals De Tijd van 13 oktober 1941 schrijft: Nu is de Doornenburg gerestaureerd na een lange geschiedenis van parlementeeren en deli-bereeren, heel gewoon in ons land… De heer J. van Heek, de voorzitter van de Stichting tot Behoud van den Doornenburg, zou u daar een boekdeel vol over kunnen vertellen. Hij is al begonnen in den tijd van Victor de Stuers en hij heeft thans het werk eindelijk kunnen voltooien. Maar de Doornenburg rijst nu dan weer gaaf uit boven het land van appel- en perelaren in deze Rijndelta. Vaar er heen op een mooien dag en leer opnieuw hoe Nederland het grensgebied der Europèesche beschaving was en nog is.

De officiële her-ingebruikname was op zaterdag 27 september 1941, een wonderschone nazomerdag, in aanwezigheid van onder-meer Baron van Heemstra en Jhr. Van Rijckevorsel, respectievelijk de Commissarissen van de Koningin van Gelderland en Noord-Brabant. De Doornenburg kreeg veel (lovende) persaandacht, met grote koppen, zowel in regionale, landelijke bladen als vakbladen (ANWB). Met achtergrondartikelen over de geschiedenis, maar ook uitgebreide verslagen over de restauratie. En veel foto‘s. Opvallend was in het algemeen de grote aandacht die de restauratie kreeg in de met de NSB gelieerde pers; ‘grootse’ verhalen over het in luister herstellen van ‘Germaans‘ erfgoed.3

Meubilering en inrichting na de restauratie: bruikleen van het Middelburgs stadhuis
Volgens Van Heeswijk, de architect, moest met de meubilering van het kasteel de uiterste spaarzaamheid worden betracht.4

Een journalist schrijft: daar middeleeuwsche meubels momenteel praktisch niet te krijgen zijn, moest men zich in hoofdzaak beperken tot rustieke, zich bij den aard van het bouwwerk aanpassende meubels. Van de commissie voor de restauratie van het Middelburgsche stadhuis werden enkele kostbare voorwerpen in bruikleen ontvangen, die thans een eervolle plaats innemen in de zalen van den Doornenburg. In de hal hangt nu het kapitale schilderstuk op paneel, voorstellende het stadsbestuur van Middelburg. Verder staat in de groote woonkamer een eikenhouten kist met ijzerbeslag, eveneens uit Middelburg afkomstig die uit 1500 moet dateeren en vermoedelijk in Westfalen gemaakt is. Een fraaie ijzeren kist uit de zeventiende eeuw, een geschenk van mr. Van Schilfgaarde5, staat in de ontvangkamer.6

1941-1944 Het kasteel trekt veel bezoekers
Per fiets, bus, (stoom)boot of boerenwagen naar het kasteel. Reeds voordat de restauratie gereed was, kwamen de eerste bezoekers. Er werd zelfs, ‘een wandel- en druivenmarsch’ georganiseerd die meerdere jaren Kasteel Doornenburg aandeed.7 Na beëindiging van de restauratie kwam er een stroom aan bezoekers naar De Doornenburg. VVV Arnhem organiseerde zelfs (stoom)boottochten en verenigingen organiseerden hun jaarlijkse uitje naar De Doornenburg.8 Alleen al in de eerste zeven maanden van 1943 ontving het kasteel ca. 5.000 bezoekers!9 Het kasteel bleef bezoekers trekken tot najaar 1944, zoals blijkt uit advertenties en berichten in de kranten.

Bescherming van het kasteel tegen toekomstig oorlogsgevaar
Curieus is wat Hein van Bon hierover in 1995 vertelde: Th. R. Meeuwsen uit de Rijnstraat (nr. 15) heeft in de oorlog met enkele anderen zand gebracht op de zolders van het kasteel meer dan 30 cm dik, als bescherming tegen eventuele brandbommen. Om de zware last te kunnen dragen, zijn de balken met palen gestut. Het zand werd met melkbussen(melktuiten) naar boven gehesen, wat een riskant werk was, want M. is erbij flink gewond geraakt.

Familie Derksen
Ondertussen bleef de familie Derksen actief op het kasteel respectievelijk als slotbewaarder/kasteelbewaarder en pachter/landbouwer. Tijdens de oorlogsjaren waren dit Jan Derksen (1899-1987) en zijn vrouw Fien Rijk (1905-1987), de ouders van Annie (1949-2010), de laatste Derksen-boer(in) op het kasteel.10

September – oktober 1944
Na het mislukken van de Slag om Arnhem, september 1944, barstte in de Over-Betuwe de oorlog in alle hevigheid los. Duitse vernielingen en geallieerde bombardementen en granaatbeschietingen laten in Doornenburg bijna geen gebouw onbeschadigd. De gevolgen voor de bevolking waren dramatisch. Van de 32 oorlogsslachtoffers uit Doornenburg vielen er twintig op maandag 2 oktober 1944. Gewonden vonden verpleging in het zusterklooster, de pastorie en op het kasteel. Daar was – naast de aanwezigheid van Duitse soldaten – een tijdelijke Rode Kruispost ingericht (met op ‘t dak een Rode Kruisvlag die ook de latere bezetter bleef gebruiken). Deze post bood onderdak aan ruim 150 mensen, kasteel-bewoners, onderduikers, ouderen, gewonden en vluchtelingen uit o.a. Arnhem. Pastoor Wiegerinck hield hierover een dagboek bij.

Verplichte evacuatie
De bevolking van Doornenburg wordt op zaterdag 7 oktober op last van de Duitsers verplicht te evacueren. Men vluchtte over het veer bij Pannerden (het door de Duitsers gecreëerde noodponton, lag toen verder stroomopwaarts dan nu) richting Oost-, West- of Noord-Nederland. Soms raakten familieleden elkaar kwijt en er verschenen dan ook al snel oproep-advertenties, bijvoorbeeld in De Gelderlander, ook voor de familie Derksen.

De mensen op het kasteel kregen toestemming om er te blijven. In die week trokken enkelen van hen, waaronder gemeentesecretaris Janssen, met paard en wagen Doornenburg in om in huizen en winkels naar voedsel en dekens te zoeken voor de vluchtelingen en zieken. Melk was er voldoende, want op de voorburcht liepen tien koeien. Na een week ontvingen ook zij het bevel te vertrekken. Toen zij van het kasteel vertrokken naar het Pannerdense veer, zorgden de Duitsers voor vervoer van zieken en gewonden. In de dagen voor de evacuatie werden er op ‘n dag 60 Engelse krijgsgevangenen op het kasteel gebracht, waar ze door een tolk ondervraagd werden (dit omdat er op het kasteel toen een Gefangenensammelstelle van de 10e SS-Panzerdivision ‘Frundsberg’ was). De frontlijn schoof inmiddels ongeveer een kilometer naar het Oosten op, maar Gendt, Doornenburg en Huissen werden nog niet bevrijd.

November 1944 – april 1945
De Duitsers hadden in de eindfase van WO II een hoofdkwartier in het kasteel.11 Het begon al in september van 1944 toen de Duitse generaal Heinz Harmel er een hoofdkwartier vestigde voor zijn 10e Panzerdivision: ‘Op het kasteel kwam toen de gemeentesecretaris van Bemmel, mr. Arnold Janssen, en vroeg een gesprek aan met de commandant. In een brief aan zijn broer schreef Arnold Janssen dat er op 27 september een Duitse vrachtauto met explosieven het kasteelterrein opgereden was, waarvan Doornenburgers meenden, dat het de bedoeling was het kasteel op te blazen. Janssen schrijft dat met bluffen voorkomen te hebben: Het kasteel is met toestemming van Hermann Göring gerenoveerd. In hoeverre deze lezing juist is, is de vraag. Dat geldt ook voor een andere uitspraak van Janssen; Toen Harmel op 4 oktober zijn hoofdkwartier uit het kasteel verplaatste bleef het gespaard, omdat Janssen als argument aanvoerde dat het op de monumentenlijst stond (een nationaal monument was).

Uit een naoorlogse brief van Harmel blijkt inderdaad dat hij dit argument respecteerde (de persoonlijke interesse van Göring in ons Kasteel Doornenburg was een fabeltje, aldus De Volkskrant van 13 december 1949. Maar in Doornenburg geloofde men er wel in).

Ook de Duitse eenheden die ter aflossing van de 10e Panzerdivision in en om Doornenburg werden gelegerd, gebruikten het kasteel. Onder andere om er een permanente observatiepost over de Over-Betuwe frontlijn en de Nijmeegse Waalbrug in te huisvesten.

Een Duitse soldaat, namens Nordberg, vertelde na de oorlog dat de spitstoren (van het kasteel) toen in brand had gestaan. Men had voor de uitkijkpost, die de Duitsers daar hadden, een fauteuil omhoog weten te werken, en deze was door een sigaret in brand geraakt. Hierdoor was de trap versperd. De soldaat, die daar op de uitkijk zat, is uit een der raampjes geklommen en heeft zich enige tijd aan het luik weten vast te houden. Tenslotte heeft hij zich laten vallen en kwam op een der daken.

De Duitse aanwezigheid op het kasteel leidde ertoe dat er met Britse vliegtuigen luchtaanvallen op de Doornenburg werden uitgevoerd. Na een natte herfst (met een inundatie van de Betuwe door de Duitsers, vanaf 2 december 1944) en een strenge winter, besloten de geallieerden in januari 1945 tot deze drastische aanpak: Op 22 januari 1945 kreeg de voorburcht al enige treffers te verwerken van een luchtaanval van de RAF. Daarbij werden de veestal en de Langeracktoren (ook wel Tynstoren) zwaar beschadigd en brandde de boerenwoning geheel uit. Op 13 maart 1945, om vijf voor vier ‘s middags, viel de genadeklap voor de hoofd-burcht. Britse Typhoons met elk twee vliegtuigbommen van 1000 pond, bombardeerden De Doornenburg vrijwel met de grond gelijk. Waarschijnlijk hebben terugtrekkende Duitsers, met achterlating van munitie, eind maart 1945 het poortgebouw opgeblazen*12. Alleen de slotkapel en de daaraan grenzende grote ontvangstkamer bleven nagenoeg gespaard en zijn dus de oudste gebouwen van de burcht welke de WOII zonder noemenswaardige schade hebben overleefd. Pas op 2 april 1945 veroverden de Britten in het kader van de Operation Destroyer de Over-Betuwe, inclusief Doornenburg en het kasteel. Overal lagen mijnen.

Na de Bevrijding
Na de bevrijding werden er overal in het land zogenaamde ‘bevrijdingsoptochten‘ georganiseerd, ook in Doornenburg. Op een foto van de Doornenburgse bevrijdingsoptocht zie je o.a. een wagen met daarop het kasteel. Kasteel Doornenburg werd tijdens de oorlog bewaardepot voor klederdracht van het Openluchtmuseum. De kelders van de hoofdburcht van het kasteel werden in WOII gebruikt voor de veilige bewaring van de collectie klederdrachten uit het Openluchtmuseum, die Koningin Wilhelmina in 1898 had gekregen; bewaring was in afwachting van een passend eigen gebouw op den Waterberg in Arnhem. Maar helaas: Ook het Arnhemsche Openluchtmuseum heeft een zwaren tol aan den oorlog moeten betalen. … Erger is evenwel, dat zoo goed als de geheele inventaris van het museum verloren is gegaan. De meest waardevolle stukken waren tijdig in veiligheid gebracht, in de kasteelen te Doornenburg, Nederhemert en slot Loevestein. De fraaie kasteelen te Doornenburg en Nederhemert zijn vernield. Het grootste deel van hetgeen hier was opgeborgen zal verloren zijn. Het betreft hier vooral oude kleederdrachten en meubilair. Uit Doornenburg is bekend, dat de Duitschers de fraaie oude kleederdrachten eenvoudig in de grachten van het kasteel hebben gesmeten.13 In oktober 1949 kreeg inmiddels prinses Wilhelmina in het Openluchtmuseum een nieuwe collectie nationale klederdrachten aangeboden.

Wederopbouw
Bij het zien van de resten van het kasteel, bij zijn eerste naoorlogse bezoek, op 6 juni 1945, stelde Van Heek de retorische vraag: „zoude er nog ooit iets te maken zijn van en uit deze puinhopen?‟ Toch werd al spoedig met hulp van de overheid en verschillende particulieren begonnen met herstelwerkzaamheden. Een nood-stalling voor het vee werd ingericht en men begon met het selecteren van nog bruikbare stenen uit de puinhopen. In 1947 werd de uitgebrande woning hersteld en in 1948 en 1949 volgden delen van de weergang met de Langerack-toren; in 1951 werd als kroon op het werk de poort herbouwd. Een groot gemak bij de herbouw was dat de stichting kon beschikken over de ervaringen die ze bij de eerste restauratie had opgedaan. Bovendien waren veel bouwlieden zowel bij de eerste als de tweede restauratie beschikbaar. In 1968 stond het kasteel er in volle glorie bij. Tijd voor een heldenrol voor Rutger Hauer (Floris).

Froukje van der Meulen schrijft in Kasteelkatern, Nr. 31, 2011, over de tweede (naoorlogse) restauratie van Kastelen Doornenburg en Doorwerth: Wie tegenwoordig de twintigste-eeuwse reconstructies van Doorwerth en Doornenburg beter beziet, voelt aan dat er iets niet klopt. Ze lijken te mooi. De Tweede Wereldoorlog is weggepoetst; geen kogelgat herinnert nog aan de grootste vernietiging die deze kastelen ooit gekend hebben. Dit besluit moet gezien worden tegen de achtergrond van de destijds heersende restauratie-ethiek; er werd in de praktijk nog veel ‘terug-gerestaureerd’. Bovendien koos men tijdens de wederopbouw liever voor een reconstructie om zo een historische breuk te voorkomen en de historische identiteit van het complex te behouden.

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Heraut 01/2020, blad van de Historische Kring Doornenburg.

Bronnen:
  • Aleven, H.N. Bronkhorst en C .v. Asperen, Hebben we nu oorlog?, Ooggetuigen vertellen over de Tweede Wereldoorlog in Doornenburg, uitgave Historische Kring Doornenburg, 2014 (in 2020 derde en verbeterde druk).
  • 50 jaar bevrijding! Doornenburg 1945-1995, HKD,1995.
  • Kerckhoffs, Catharien, Jo Ubbink en Ben Geurts), De Burgeu. Een verdwenen buurtschap aan het Pannerdensch Kanaal, Historische Kring Doornenburg, 2017.
  • Derksen, Joyce, Rijmexpres (website).
  • Plattel,Jaap, De Doornenburger (website).
  • delpher.nl (zoek onder: Kranten).

 

Noten:
  1. Op initiatief van Jan H. van Heek werd in 1936 de Stichting tot Behoud van den Doornenburg opgericht, waarvan hij de voorzitter werd en waarmee hij Kasteel Doornenburg kocht. Het benodigde geld kwam voort uit diverse schenkingen (o.a. van hem zelf en de Rijksoverheid).
  2. van der Ven, dr. J. Andermaal Slot Do-Doornenburg‘ in: De Wandelaar d.d. 1-9-1938.
  3. Het Nationale Dagblad (NSB): ‘De Doornenburg. Eens ruïne, thans sieraad voor omgeving‘, 24-08-1943.
  4. De Sumatra Post van 31 maart 1940.
  5. Van Schilfgaarde, Mr. Anthonie Paul (Arnhem): archivaris v/h Rijksarchief te Arnhem, archivaris Huis Bergh, ook secretaris van het Kasteelbestuur.
  6. Over de inrichting lezen we interessante informatie in o.a. het Nationale Dagblad (NSB) d.d. (24-08-1943).
  7. a. De Tijd 17-10-1940: Mogelijk was de mars onderdeel van ‟n oogstfeest? Of vervanging voor, door oorlog afgelaste wandelevenementen?‟
  8. v. De Ned.-Duitsche Kultuurgemeenschap Afd. Nijmegen (zie Provinciale Geldersche en Nijmeegse Courant/11-3-1942).
  9. Het Nationale Dagblad (NSB): ‘De Doornenburg. Eens ruïne, thans sieraad voor omgeving‘, 24-08-1943.
  10. De familie Derksen was 300 jaar met het kasteel verbonden en woonde er daadwerkelijk vanaf ca. 1800.
  11. Over de inrichting lezen we interessante informatie in o.a. het Nationale Dagblad (NSB) d.d. (24-08-1943).
  12. Door de gedwongen evacuatie in oktober 1944 duurde het lang, voordat bekend werd wat er met het Kasteel precies gebeurd was. Zo was de familie Derksen in oktober 1944 uitgeweken naar Didam of Zeddam.
  13. Provinciale Zeeuwsche Courant, 14 juni 1945.