De naam Sint Michielsgestel heeft, voor wie de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog goed kent, een bijzondere lading. In deze Brabantse plaats werden gedurende de oorlogsjaren gijzelaars vastgehouden als represaille voor de arrestatie van Duitse burgers door de Nederlandse autoriteiten in Nederlands-Indië. De gijzelaars werden ondergebracht in de gebouwen van enkele kastelen en buitenplaatsen in St. Michielgestel.
Beekvliet
Het landgoed Beekvliet werd in 1815 aangekocht door het apostolisch vicariaat van Den Bosch om onderdak te bieden aan een kleinseminarie. Het huis had drie benedenkamers, zes kamers op de verdieping en een zolder. In het omringende park lagen nog eens een koetshuis, een stalling, schuren, een boerderij en een tuinmanswoning. De tuinen zelf bestonden uit een boomgaard, siertuinen en bos. Voor de voedselvoorziening van de leerlingen werden enkele akkers aangekocht. Door de antiklerikale politiek van koning Willem I moest het klein seminarie Beekvliet een aantal jaren sluiten, maar na 1829 werd het gebouw uitgebreid om het groeiend aantal leerlingen te kunnen huisvesten. Begin twintigste eeuw werd een groter seminariegebouw opgetrokken en werd het uitgebreid met een klooster.
Gijzelaars
Toen Duitse burgers bij het uitbreken van de oorlog in Nederlands-Indië werden opgepakt, besloot de bezetter tot tegenmaatregelen. Enkele honderden Nederlandse mannen, vooral politici, wetenschappers en kunstenaars, werden van hun bed gelicht en eerst in Schoorl en via omwegen uiteindelijk in Buchenwald opgesloten. Ze moesten een soort garantie bieden, zodat de Duitsers die in het toenmalige Nederlands-Indië verbleven niets zou overkomen. Een soort oog om oog, tand om tand regeling. De omstandigheden in Beekvliet, waar de gijzelaars na diverse omzwervingen in 1942 terechtkwamen, waren daarom onvergelijkbaar met de concentratiekampen in Duitsland en Oost-Europa. De gevangenen mochten min of meer vrij rondlopen. Dat doet niets af aan het feit dat de dood altijd dreigde. Ze bleven gevangen, ook toen Japan Nederlands-Indië had bezet en de Duitsers daar waren bevrijd. Om de spanning te ontlopen en de verveling te bestrijden, organiseerden de gevangenen op Beekvliet lezingen, concerten en sportevenementen.
De Grote Ruwenberg
Beekvliet was niet het enige landhuis in St. Michielgestel dat deel uitmaakte van het gijzelaarskamp. Het nabijgelegen Grote Ruwenberg werd eveneens gevorderd. Dit uit de middeleeuwen stammende kasteel was in de zeventiende eeuw korte tijd een Kartuizerklooster. In 1851 werd het opnieuw religieus bezit, toen de Fraters van Tilburg het huis betrokken. Zij openden er een jongensinternaat. Rondom het oude kasteel werd nieuwbouw gepleegd ten dienste van deze nieuwe functie. Ook de grachten werden gedempt. Na brand in 1866 werden delen gerestaureerd en later werd zelfs afbraak overwogen. Voor het zover kon komen, werd de Grote Ruwenberg gevorderd door de Duitsers voor de huisvesting van 197 ‘Indische’ gijzelaars uit Beekvliet. De internering had ook gevolgen voor de fraters, van wie een aantal achterbleef. Zij hebben de gijzelaars, met groot risico voor eigen veiligheid, bijgestaan. Zo onderhielden zij contact met de buitenwereld en smokkelden zij brieven, pakketten en niet zelden ook gijzelaars naar buiten. De gijzelaars vulden hun dagen met discussiegroepjes en lezingen en maakten zelfs muziek. Dat kon natuurlijk niet verhullen dat ze in de ogen van de bezetter Todeskandidaten waren. Dat smeedde banden die over de grenzen van religie en politieke overtuiging heen gingen. Deze ‘geest van Gestel’ overleefde echter de oorlog niet, de verzuiling bleek na 1945 nog springlevend. In september 1944 werden de meesten vrijgelaten. De vrijlating kwam te laat voor onder meer de Rotterdamse reder Willem Ruys, vakbondsleider Koos van der Kerkhof en landeigenaar Alexander Schimmelpenninck van der Oye. Zij waren als represaille voor een aanslag op enkele Duitsers gefusilleerd.
Naoorlogse ontwikkelingen
De Duitse bezetter breidde Beekvliet met enkele gebouwen uit. In 1945 troffen de seminaristen een uitgewoond en beschadigd gebouw aan. De hoogste klassen namen daarom hun intrek in de Duitse nieuwbouw. Inmiddels erkend als gymnasium, bleef de school groeien. Er werd steeds bijgebouwd en van het oorspronkelijke kasteeltje was inmiddels niets meer te herkennen. Na 1958 daalde het aantal leerlingen echter heel snel. In 1972 verhuisde de school. De gemeente kocht het oude complex aan voor woningbouw. Een aantal straten in de buurt herinneren nog aan de oorlogsgeschiedenis en zijn vernoemd naar gijzelaars. Eenzelfde proces maakte de Grote Ruwenberg door. Ook dat landhuis werd na de bevrijding opnieuw in gebruik genomen als onderwijsinstelling. Vanaf midden jaren zestig werden geen nieuwe internaatsleerlingen meer aangenomen en werd de Ruwenberg een mavo en detailhandelsschool. Na verkoop in 1989 werden de internaatsgebouwen afgebroken. Het kasteel is nu een conferentieoord.
Dit artikel is geplaatst in de WOII special van tijdschrift Het Buiten. Bekijk het tijdschrift HIER