Dag van het Kasteel draait dit jaar om de relaties tussen de Upstairs en de Downstairs en het leven van het kasteelpersoneel. In de loop van de twintigste eeuw werkten er echter steeds minder mensen in dienst. Wendy Landewé heeft er over geschreven in haar essay Upstairs/Downstairs. In dit artikel lees je meer over het einde van het tijdperk van het dienstpersoneel, lees de rest van haar essay hier.
De economische crisis
Al voor de Tweede Wereldoorlog namen de welgestelden al minder huismeisjes, huisbedienden en koks in dienst. Het was niet langer vanzelfsprekend. De maatschappij veranderde in rap tempo. Onder invloed van de financiële crisis in de jaren 30 van de 20ste eeuw gingen ambtenaren, onderwijzers en fabrikanten minder verdienen.
Het in dienst hebben en houden van huispersoneel werd een kostbare zaak. Huispersoneel ging minder verdienen of werd ontslagen. Hoewel in aristocratische huishoudens het hebben van personeel werd gezien als onlosmakelijk verbonden met de adellijke levensstijl, was bezuinigen daar ook onontkoombaar.
Nieuwe techniek
Naast de economische wereldcrisis was ook de opkomende techniek in het huishouden een reden om minder huispersoneel in dienst te nemen. Nieuwe technische ontwikkelingen maakten dat het huishouden sneller en gemakkelijker ging, denk aan de inzet van de koelkast, de wasmachine, de droger, de stofzuiger en uiteindelijk ook de vaatwasser.
Voor het huispersoneel was het leren omgaan met deze nieuwe technische vindingen learning by doing, want vragen stellen deed je liever niet. Illustratief zijn de mémoires van Catrien de Korte-de Bruin bijvoorbeeld, huismeisje. Zij moest rond 1930 voor het eerst werken met een stofzuiger: ‘Met zweet onder de armen bekeek ze het apparaat, een stok met een zak eraan, nog nooit eerder had ze zoiets gezien. Was dat nou een stofzuiger? Hoe gebruikte je zo’n ding? Ze durfde het niet te vragen. Aarzelend rolde ze het snoer af en stak de stekker in het stopcontact. Aarzelend drukte ze op de ‘aan’-knop en schrok zich wezenloos van het geluid.’
Einde van de dienstvertrekken?
In de praktijk betekende de inzet van meer elektrische huishoudapparatuur en minder huishoudpersoneel dat er ook minder dienstvertrekken nodig waren. Deze vertrekken kregen een andere functie als slaapkamers voor kinderen, logeerkamers, opslagruimte of kantoren. Zeker wanneer een kasteel of buitenplaats bijvoorbeeld in latere jaren niet meer werd bewoond, maar een functie kreeg als school, internaat of museum.