In het najaar van 1925 was het vroeg koud in het westen van Europa en viel er een grote hoeveelheid neerslag in de vorm van sneeuw. Als gevolg hiervan hoopte de sneeuw zich in veel gebieden op. In december zette de dooi in, wat gepaard ging met regenval. Behalve smeltwater moesten de rivieren nu ook grote hoeveelheden regenwater afvoeren.
Op oudejaarsdag 1925 stak er een hevige zuidwesterstorm op die de golven van de Maas nog verder omhoog stuwde. Door de harde wind en de golven schoof het bovenste stuk van de – doorweekte en verzwakte – dijk bij Nederasselt en stroomde het water met grote kracht de polder in.
In de dagen na de dijkdoorbraak bij Nederasselt liep het Land van Maas en Waal onder water. Eerst overstroomden Over- en Nederasselt, Balgoij, Keent en Lunen. Doordat het water zich naar de lager gelegen plaatsen verplaatste, overstroomden ook de dorpen Wijchen, Weurt en Beuningen. Toen ook de spoordijk Ravestein-Wijchen bezweek liep de rest van het Land van Maas en Waal onder water.
Op 10 januari trad de vorst opnieuw in. Het bevroren water en de ronddrijvende ijsschotsen maakten het de bevolking onmogelijk om hun zolders te bevoorraden. Bovendien vergrootten deze omstandigheden de schade in het gebied. De gevolgen van de overstromingen waren groot.
De schade aan de veestapels en aan de land- en tuinbouw was een grote financiële strop voor de boeren in het gebied. Gelukkig waren er geen menselijke slachtoffers te betreuren.
Ook Wijchen werd getroffen door de overstroming. Bijna het gehele dorp stond onder water. Inwoners waadden door de ondergelopen Zandstraat (nu de Kasteellaan) en zagen dat het water ook het Kasteel van Wijchen niet ongemoeid had gelaten.
Om de communicatie met de buitenwereld en de aanvoer van levensmiddelen in stand te houden, bouwde men loopbruggen van het klooster Alverna naar Wijchen.
De toenmalige regering bestempelde de watersnoodramp niet als een nationale ramp en wilde daarom niet tegemoetkomen in de kosten. Hulp kwam in de vorm van geldinzamelingen door liefdadigheidscomités. Maar dat bedrag was lang niet genoeg om alle schade in het arme gebied te vergoeden. Hierdoor moesten de al zwaar getroffen inwoners van het Land van Maas en Waal de ontbrekende 5,5 miljoen gulden (ruim 40,5 miljoen euro) zelf opbrengen.
Des te belangrijker was het dat Koningin Wilhelmina en haar echtgenoot prins Hendrik het ondergelopen gebied bezochten. Wilhelmina bezocht ook Kasteel Wijchen, toen nog in handen van de neven van de laatste bewoonster jonkvrouwe van Andringa de Kempenaer. Wilhelmina kon natuurlijk geen gebruik maken van hetzelfde toilet als het gewone volk. Daarom werd speciaal voor haar een toilet gebouwd op de eerste verdieping van het kasteel.
De watersnoodramp van 1926 was voor de overheid de aanleiding om de Maas- en de Waaldijk te verstevigen. Daarnaast besloot ze de Maas van stuwen en sluizen te voorzien, om zo het Land van Maas en Waal te beschermen