Het graafschap Bergh werd geregeerd door gravin Madeleine de Cusance (c. 1615-1689) toen de Franse ‘Zonnekoning’ Lodewijk XIV op enkele kilometers afstand van Huis Bergh op 12 juni 1672 met zijn leger bij Lobith de Rijn overstak.
Als regentes voerde Madeleine het bewind voor haar zoon graaf Oswald III (1646-1712). Zij had vanwege haar Franse afkomst contacten tot in de hoogste Franse kringen. Omdat Huis Bergh geen enkele rol meer speelde in het staatsbestel van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden hoopte zij met Franse steun wellicht op een herwaardering. Aspiraties voor een rol van enige betekenis van haar zoon Oswald, die bij het uitbreken van de oorlog naar Den Haag was afgereisd om de Staten-Generaal zijn diensten aan te bieden, waren op niets uitgelopen. Verder dan een gezamenlijke inspectie met Prins Willem III van de vesting Wezel was het niet gekomen. Mogelijk speelde de antipathie van de prins tegen de rooms-katholieke achtergrond van de graaf van den Bergh daarbij een rol.
Misschien bood de Franse bezetting nu nieuwe kansen. Direct na de Franse inval maakte Madeleine, die de rooms-katholieke kerk bijzonder toegewijd was, werk van de terugvordering van de kerkgebouwen die aan het begin van de eeuw door de protestanten waren overgenomen. Zo kwamen in het graafschap Bergh alle kerken weer in rooms-katholieke handen.
Bijzonder ongelukkig was Madeleine met de Franse oorlogsbelastingen die zij op last van de Conincklijcke fransche hoghe ministers van haar onderdanen moest vorderen. Hoezeer de oorlog de bevolking van het graafschap Bergh, belaste bleek uit klaagbrieven die de gravin kreeg toegestuurd. Daarin is sprake is van inlegering van troepen, het leegplunderen van huizen, het vertrappen van oogst door legerpaarden en betalingen van losgeld voor gijzelaars. Grote hoeveelheden hout werden door de Fransen gevorderd.
Voor de bevolking van het graafschap was met recht sprake van een Rampjaar. Toen de Fransen zich begin 1674 terugtrokken had dat Rampjaar meer dan zeventien maanden geduurd.
De gewijzigde machtssituatie na de Franse aftocht hield in dat de protestanten de kerken terugvorderden. In het graafschap Bergh ging dat hier en daar gepaard met gewelddadigheden met zelfs een beeldenstorm in het dorp Varsseveld. Huis Bergh had als hoogste overheid de controle over dit alles verloren.
Voor de gravin Madeleine de Cusance kreeg het Rampjaar nog een extra negatieve betekenis. Haar zoon Oswald III, die de bevoogding door zijn moeder beu was, zette haar als regentes bruusk terzijde. De komende jaren zou hij zich met zijn spilzucht wijden aan de verfraaiing van Huis Bergh en de bijbehorende gaarde die met waterpartijen, bloemperken en vele beelden werd herschapen in een prestigieuze ‘pleziertuin’.