Heel Twente en daarmee ook Weleveld heeft in de 80 jarige oorlog moeilijke tijden doorgemaakt. Dankzij de Kroniek van Sweder II Schele van Weleveld ( 1569-1639) kennen we daar wat details van. Sweder schreef zijn Kroniek, een soort dagboek, tussen 1589 en 1639 in een kriebelig handschrift in half Nederlands half Duits en enkele stukken in Latijn.
In 1581 en 1582 loopt de frontlinie dwars door Twente. Huis Weleveld wordt in die jaren afwisselend door Spaanse en Staatse troepen bezet. De familie Schele is gevlucht naar Duitsland waar zij ook bezittingen hebben. In 1582 zijn het Spaanse troepen van stadhouder Verdugo. Huis Weleveld is “verwelt end verwustet”. De paarden gestolen, veel huisraad geroofd. Een sterk staaltje levert de zoon van boer ter Haer om de kostbare “braupfanne” te redden uit handen van de vertrekkende troepen. Hij zwemt over de gracht, gooit de bierbrouwketel, die al is losgemaakt uit de kelder en klaar staat voor vervoer op de binnenhof, in de gracht, klimt erin en vaart ermee de beek af om hem te begraven in een weiland.
In 1583 breekt bij de Spaanse bezetting “ein grosser pestilenz” uit. Velen worden rond de schuur en in de moestuin begraven totdat dat niet meer lukt. “Endlich wurffen sie die todten zum fenster hinaus in den graben” . Uiteindelijk verlaten de soldaten het huis en plunderen boeren uit de omgeving de restanten. Het huis blijft leeg en vervallen achter. Pas in 1596 komt de familie terug en vindt een uitgewoonde en leeggeroofde bouwval. Een jaar eerder was het hoofdgebouw “mit grosz gedrosz und dicken staub” ingestort. In 1597 nemen ze de herbouw en het beheer weer persoonlijk ter hand.
Bron: “Och ewig is so lang” van Jet Spits